Analyse van politiecamera's en meldingen Veilig Thuis
13 februari 2025
'Toen ik dit verhaal voor het eerst hoorde, was ik geschokt', zegt Carlijn van Baak. De zaak was het beginpunt voor eigen onderzoek van de UvA-promovendus (die haar onderzoek deed bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving) naar de acties van omstanders bij gender gerelateerd geweld in de openbare- en privéruimte. 'Als jonge vrouw, vertegenwoordigt deze zaak het allerergste wat er kan gebeuren als je alleen over straat moet in het donker. Het legitimeert waarom je interacties met vreemden vermijd en altijd alert bent.'
'In eerste instantie had ik ook een beeld van omstanders in dit soort gevallen. Namelijk dat niets doen meer regel dan uitzondering is.' Als ze verder in de zaak duikt, verandert dat beeld. 'Archiefonderzoek uit 2007 maakt duidelijk dat omstanders wel degelijk actie ondernamen, en ook blijkt dat de dader later zelfs met hulp van omstanders is geïdentificeerd. Het triggerde me om door te zoeken naar het gedrag dat omstanders laten zien als ze geconfronteerd worden met gender gerelateerd geweld, zowel op straat als thuis.'
Ze kreeg toegang tot beelden van politiecamera’s en analyseerde zo het daadwerkelijke gedrag bij confrontaties op de straten van Amsterdam. Ook onderzocht ze meldingen die binnenkwamen bij Veilig Thuis. 'Het stereotype beeld van een gemeenschap die toekijkt en niks doet, klopt niet', zegt ze. 'De omstander is verre van passief. Dat gedrag neemt allerlei vormen aan: van fysiek ingrijpen, tot monitoren maar ook door naderhand hulp te bieden en te troosten.'
Het verschil in gender van omstanders maakt daarbij weinig uit. 'Het is kleiner dan uit eerder onderzoek blijkt. Dat iemand een actie onderneemt zie je dus in een groot aantal van alle gevallen, er zit wel een klein verschil in hoe ze dat doen. Mannen grijpen bijvoorbeeld iets vaker fysiek in. Maar het grootste verschil zie je wanneer mannen, vaak in groepjes, een gewelddadige confrontatie zien ontstaan op straat. Dan worden er relatief vaak 'reactieve' reacties vertoont: lachen, filmen of juichen in relatie tot het conflict.'
Een ander verschil werd zichtbaar als het geweld plaatsvindt tussen twee mensen waarvan omstanders denken dat ze een intieme relatie hebben, volgens Van Baak. 'Er is geen groot verschil, maar we zijn dan over het algemeen wel iets meer terughoudend. Maar ook in deze gevallen lijkt de kans dat iemand iets doet groter dan dat niemand actie onderneemt.'
Van Baak keek ook naar het moment waarop omstanders actie ondernemen als ze het vermoeden hebben dat geweld plaatsvindt in een privésituatie. 'De omgeving blijkt ook hier vaak al in actie te komen als er vermoedens bestaan van mishandeling.' Aan de hand van dossiers van Veilig Thuis zag Van Baak dat buren bijvoorbeeld vaak al voor het doen van een melding in actie zijn gekomen. Bijvoorbeeld door het bieden van emotionele steun of praktische hulp. 'Maar de melding komt vaak pas als omstanders er echt van overtuigd zijn dat hulp nodig is en er geen andere opties zijn.'
'Omstanders zijn vaak bereid om in te grijpen, met name als er een duidelijke behoefte aan hulp lijkt te bestaan, maar ervaren daar wel dilemma’s bij. Het zou goed zijn om te kijken hoe we omstanders hier nog verder in kunnen ondersteunen.'
'Nu is er nog onvoldoende zicht op de mensen die geen melding doen, en waarom ze dat dan niet doen', zegt Van Baak. Volgens haar is daar dan ook nog meer onderzoek voor nodig. ‘Omstanders spelen een belangrijke rol bij het identificeren van partnergeweld. Nu is het zaak om te kijken hoe we ze zo goed mogelijk in stelling kunnen brengen.'