12 februari 2025
‘Er zijn in principe twee soorten conservering van cultureel erfgoed: actieve conservering, waarbij je schade aan een kunstwerk herstelt, en preventief, waarbij je probeert schade te voorkomen’, zegt Duivenvoorden. ‘Bij preventief conserveren wordt vaak ingezet op het beheersen van de omgevingsomstandigheden rondom schilderijen. Maar het energieverbruik dat gepaard gaat met klimaatbeheersing in musea leidt ertoe dat instellingen hun richtlijnen op dit gebied heroverwegen. Musea zijn als vanzelfsprekend voorzichtig met het doorvoeren van veranderingen zonder te weten wat de gevolgen voor de collectie kunnen zijn. Daarom moeten we zoveel mogelijk informatie verzamelen over de invloed van omgevingsfactoren op de staat van een schilderij.’
Vier jaar geleden begon Duivenvoorden haar onderzoek naar de relatie tussen de luchtvochtigheid in de omgeving en de concentratie en gedrag van water in olieverfschilderijen. Een gebied waar nog verrassend weinig kwantitatief onderzoek naar gedaan is.
Olieverfschilderijen zijn complexe objecten die voortdurend veranderen. Dit komt door omgevingsfactoren en eerdere restauraties, maar ook door de inherente chemische processen in de verf zelf. Gedroogde olieverf bestaat uit pigmentdeeltjes die worden samengehouden door complexe moleculaire netwerken. Chemische reacties binnen deze netwerken kunnen een schilderij na eeuwen steeds kwetsbaarder maken. Om te begrijpen hoe blootstelling aan water een schilderij verandert, moeten restauratoren weten hoe water zich door de verflagen verplaatst en hoe het zich in elke laag gedraagt. Duivenvoorden: ‘Daarnaast moet je deze moleculaire veranderingen überhaupt kunnen meten. Als je niet weet hoe een schilderij verandert, kun je niet begrijpen waarom dat gebeurt.’
Je moet deze moleculaire veranderingen überhaupt kunnen meten. Als je niet weet hoe een schilderij verandert, kun je niet begrijpen waarom dat gebeurt.Jorien Duivenvoorden
‘Ik had de kans om twee vergelijkbare schilderijen uit het Frans Hals Museum te bestuderen, beide geschilderd in 1663 door Jan de Bray’, vertelt Duivenvoorden. ‘Een van deze schilderijen werd in de 19e eeuw blootgesteld aan water door een lekkage in het dak van het stadhuis van Haarlem, waar het museum zich destijds bevond. Schadelijk voor het schilderij natuurlijk, maar het biedt ons nu de unieke mogelijkheid om in detail te bestuderen wat extreme blootstelling aan water met een schilderij doet.’
Duivenvoorden ontdekte dat de versnelde groei van zogenaamde ‘loodzeepprotrusies’ (bobbels of blaren die het verfoppervlak kunnen vervormen) in het beschadigde schilderij direct verband hield met de waterblootstelling. Ook toonde ze aan hoe water zich kan ophopen nabij het oppervlak van pigmenten binnen een verflaag en daar de chemische reactiviteit kan versterken.
‘Kort gezegd: wanneer een schilderij erg vochtig is, versnellen chemische reacties. Deze link tussen water en reactiviteit was eerder waargenomen, maar de exacte manier waarop dit gebeurde was tot nu toe onbekend.’
Duivenvoordens onderzoek leverde het team van het Rijksmuseum waardevolle inzichten op over de manier waarop water zich door de lagen van Rembrandts monumentale schilderij De Nachtwacht beweegt. Dit maakt deel uit van het onderzoeksproject Operatie Nachtwacht. ‘We proberen de reactie van De Nachtwacht op omgevingsfactoren te analyseren. We zoeken naar een directe relatie tussen de luchtvochtigheid in de museumzaal en de exacte waterconcentraties in alle lagen van het schilderij. Hopelijk draagt dit onderzoek bij aan nieuwe conserveringsrichtlijnen. Idealiter kunnen musea in de toekomst hun CO₂-voetafdruk verkleinen, zonder dat dit risico’s oplevert voor het waardevolle cultureel erfgoed dat zij beheren.’
Jorien Duivenvoorden: Transport and behaviour of water in oil paintings. Promotor is prof. dr. K. Keune. Co-promotor is dr. J.J. Hermans.
De promotie van Duivenvoorden vindt plaats op vrijdag 14 februari, om 10.00 uur, in de Agnietenkapel van de UvA.